1997, Spain

De reis naar Spanje vertrekt in Gent, de geboorteplaats van keizer Karel V. De machtigste Europese vorst van de 16de eeuw zal een beetje als een rode draad zijn tijdens deze fietstocht. Symbolisch vertrek ik dan ook voor het woonhuis waar Karel geboren werd.

Vertrek aan het geboortehuis van Keizer Karel V in Gent.

Het is een regenachtige dag en het is eventjes zoeken om zo snel mogelijk uit het stadscentrum te geraken. Mijn eindbestemming vandaag is Doornik. Ik moet dus gewoon de Schelde volgen. Zo bereik ik al vlug Oudenaarde. Hier maakte de jonge Karel een kamermeisje zwanger. De baby die negen maanden later geboren werd, zou later landvoogdes van de Nederlanden worden met de naam Margaretha van Parma.
In de pletsende regen vervolg ik mijn weg. Aan de andere kant van de rivier zie ik een rij mannen zitten met kleine korven. Ze spelen “suskewiet” , een wedstrijd om de vink in het kooitje het grootste aantal keren hun liedje te laten zingen.
Doornat kom ik uiteindelijk in Doornik aan. Ik zoek snel een kamer om alles te drogen. Hopelijk wordt het morgen beter weer.

Het is zondagochtend. Het weer is niet veel beter. Voor ik vertrek neem ik nog eventjes een kijkje in de kathedraal. Na minder dan 10 minuten ben ik al terug bij mijn fiets. Tot mijn verbijstering zie ik dat één van de voorste fietstassen is leeggemaakt. Alle landkaarten, een trainingsvest en mijn Zwitsers zakmes zijn verdwenen. Ik ben woedend, en de bakkersvrouw die een beetje verder uit het venster hangt. zal het geweten hebben. Het is de eerste keer dat ik bestolen ben, en dat nog wel in mijn eigen land!
Mijn woede zet ik al snel om in energie, en in één ruk rij ik met een klein ommetje via Arras naar Amiens. Slechts af en toe stop in aan een bushokje om beschutting te zoeken tegen de pletsende regen en om een broodje te eten.

Beschutting zoeken tegen de aanhoudende regen om een broodje te eten.

Ik neem een kamer vlak bij de kathedraal. Het 800 jaar oude gotische gebouw met honderden beelden die de gevels sieren, is de grootste domkerk van Frankrijk. Het stadje aan de Somme lijkt me heel aangenaam te zijn … tenminste als de zon een beetje zou willen schijnen.
Ik rij van de ene gotische kathedraal naar de andere. Beauvais is de hoogste, Chartres wellicht de mooiste. Omdat het nog steeds regent, ben ik verplicht om de eerste drie nachten op hotel te gaan. De derde avond, ten zuiden van Beauvais, is men erg onvriendelijk. Ik besluit om op de kamer een soort kaasplankje te organiseren. De fles wijn openen is echter een probleem omdat ik mijn Zwitsers zakmes kwijt ben. Dan maar met een schroevendraaier proberen. Maar ik duw net iets te hard, en zoals de kurk in de fles gaat, zo komt de wijn eruit … Het witte laken van het bed zit vol rode vlekken. Het zou me niet verbazen als de hotellier het kamermeisje zal vragen of ze keizer Karel heeft ontmoet …

De voorgevel van de kathedraal van Chartres is een verhaal van beelden.

Van de kathedralen gaat het naar de kastelen. Nadat ik Chambord heb voorbijgereden, kampeer ik in Blois op de oevers van de Loire. De volgende dag rij ik voorbij de kastelen van Chaumont, Amboise en Chenonceau om vervolgens via het prachtige middeleeuwse stadje Loches, nabij Poitiers mijn tentje recht te zetten. .
Het is een kleine camping, maar er staan natuurlijk wel enkele Nederlanders. Ze nodigen mij uit in hun mobilehome om samen te eten, en enkele biertjes te drinken. Het zal weer de hele nacht regenen en dan is het geen pretje om ’s morgens in een kletsnatte weide op te staan. Alles is klam in de tent, en van zodra ik een voet buiten zet, zijn ook die nat.
Gelukkig wordt het warmer en droger. Op de camping in Jarnac neem ik een rustdag om al die vochtige kleren te laten drogen. Het is bovendien zondag. Jarnac is niet alleen de geboorteplaats van wijlen François Mitterrand, maar ook de plaats waar de bekende cognac Courvoisier wordt gemaakt. Ik krijg een heel interessante en gratis rondleiding in de fabriek. Alleen al door de geur zou je er dronken worden. Tegen het einde van de toer krijg ik er nog een klein flesje cognac bovenop. En of die ’s avonds smaakt als slaapmutsje!

Alle jaargangen van de Courvoisier Cognac in Jarnac.

In Libourne steek ik de Dordonge over. Nabij Mont-de-Marsan hoor ik plots een scherp geluid. Ik stop, controleer mijn fiets, en zie dat een spaak door het achterwiel is geslagen. Ik kan niet meer verder. Gelukkig zijn er veel campings in de buurt, en na een uurtje lopen vind ik een plaats om te overnachten. Maar daarbij is het probleem nog niet opgelost. ’s Morgens zie ik nabij mijn tentje een Engels koppel met een mobilehome. Ze hebben renfietsen bij. Ik vraag of ze soms een fietswinkel in de buurt weten. Meer hoefde ik niet te doen. De man neemt me mee naar een fietsenzaak waar de wielen vervangen worden. Echter, de enige passende wielen hebben hoge velgen en zijn vuurrood. Gelukkig matchen ze perfect met mijn fietstassen.

In St-Jean-Pied-de-Port sta ik aan de voet van de Pyreneeën. Ik slaap er goedkoop in één van de vele auberges voor bedevaarders op weg naar Compostella. Even had ik gedacht om een meer fameuze col uit de Tour de France te doen, maar omwille van het historische aspect van de reis, heb ik besloten om over de Puerto de Ibañeta, beter bekend als de Pas van Roncevalles te fietsen. Hier werd in 778 n.C. de beroemde slag tegen de Moren gevochten waarbij de achterhoede van Karel de Grote onder leiding van zijn vriend Roeland, in de pan werd gehakt.
Een lange afdaling leidt me richting Pamplona. Maar met mijn rode tassen en dan nog eens rode velgen, maak ik een ommetje rond de stad. Ze moesten de stieren weer maar eens losgelaten hebben!

In Frankrijk had ik bijna loodrecht naar het zuiden gefietst. In Spanje heb ik andere plannen: ik zal er zigzag rijden en zo enkele van de belangrijkste plaatsen bezoeken waar er nog sporen zijn van keizer Karel.
Na de Rioja streek klim ik over de Sierra de Demanda. Het is een lange klim in een verlaten gebied. Ik moet er vrij kamperen langs een riviertje met ijskoud water. Daarna bereik ik de Spaanse hoogvlakte, de Meseta, waar oude stadjes dikwijls diep in een rivierbedding liggen.

Vrij kamperen in de Sierra de Demanda.

De eerste grote stad waar ik aankom is Segovia. Het is een oude historische plaats met een Romeins aquaduct, middeleeuwse omwalling en een sprookjesachtig kasteel. Ik bezoek het kasteel dat bekend is om zijn mooie bouw – het zou zelfs als voorbeeld hebben gediend voor de intro bij de Disney-films -, maar ook het interieur is met veel smaak ingericht,
Op de camping kom ik in gesprek met twee Fransen. Ik hoor een ongelooflijk verhaal dat ze te voet tot in Indië zijn geweest, en nu terug op weg zijn naar hun vaderland. De reden van hun reis had echter niets met sport of avontuur te maken, maar wel met het ontvluchten van Vrouw Justitia. Ik vermoed dat minstens één van hen een moord op zijn geweten heeft. Ze waren vele jaren weg geweest, en nu hun thuis zo dichtbij kwam, voel ik heel veel emoties in hun stem.

Interieur van het kasteel (alcazar) van Segovia.

Vanuit Segovia fiets ik in een bocht om Madrid heen. Daarvoor moet ik over de bijna 2 000 m. hoge Puerto de Navacerrada om vervolgens in een snelle afdaling naar het beroemde klooster van San Lorenzo de El Escorial te duiken. Na de dood van Karel V liet Philips II van Spanje dit enorme complex bouwen als laatste rustplaats voor zijn vader. Sindsdien vonden er tal van Spaanse koningen en andere hoge adel hun laatste rustplaats. Eén van hen is Don Juan van Oostenrijk, een ander buitenechtelijk kind van Karel V, die later de beruchte Hertog van Alva zou opvolgen als landvoogd van de Nederlanden. Maar ook hij kon het tij van de prostesten niet keren, en uiteindelijk zou dit leiden tot de splitsing van de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden (Unie van Utrecht: “Plakkaat van Verlatinghe”, 1581).
Omringd door geestelijken trok Philips zich dikwijls terug in het klooster om er te bidden, en om contact te zoeken met zijn vader. Het zou later een hoofdthema worden in de bekende opera “Don Carlos” van Giuseppe Verdi.

Graftombe van Don Juan van Oostenrijk.

In Toledo ben ik in de stad die Karel V uitriep als de hoofdzetel van zijn keizerrijk. Hoog boven de stad tronen de twee machten die het rijk van keizer Karel beheersten: het Alcazar, de wereldlijke macht, en de kathedraal, de geestelijke macht. Reeds de Romeinen bouwden hier een vesting die over de streek heerste. Later kwamen er de Wisigoten en de Moren. In 1085 werd de stad door de christelijke legers heroverd.
Het Alcazar vertelt ook een tragische gebeurtenis uit de Spaanse Burgeroorlog: toen de Republikeinen de vesting belegerden, slaagden ze er op een dag in om de zoon van de bevelhebber generaal Moscardo, de bevelhebber van de vesting, gevangen te nemen. De Republikeinen belden naar de generaal en zeiden dat ze zijn 24 j. oude zoon zouden doden als men zich niet zou overgeven. Beveel je ziel aan God,” zei Moscardo tegen zijn zoon, “en sterf als een patriot, schreeuwend: “Viva Cristo Rey!” en “Viva España! Het Alcazar geeft zich niet over”. “Dat,” antwoordde zijn zoon, “dat kan ik.”. De jonge man werd onmiddellijk daarna doodgeschoten. Het fort zou uiteindelijk na 2 maanden beleg door generaal Franco ontzet worden.

Toledo.

Van Toledo fiets ik nu westwaarts door de Sierra de Gredos. Ik moet een enorm steile klim op om bij de camping te geraken. De volgende dag daal ik weer de vallei in en snel zo naar het kleine stadje San Yuste. Hier, in een verre uithoek van Spanje, weg van alle drukte en plichtplegingen, bracht Karel V zijn laatste jaren door nadat hij in 1555 afstand had gedaan van de troon ten voordele van zijn zoon Philips. Gekweld door jicht zocht hij in het kleine klooster verlichting in gebed. Hij stierf op 21 september 1558.

Het klooster van San Yuste.

Van San Yuste gaat de reis nu pal naar het zuiden. De hete, droge en verlaten streek wordt de Extremadura genoemd. De naam zegt het zelf: een extreem gebied. Een onverwachte ruïne van een tempeltje vertelt me dat de Romeinen zelfs tot in deze barre streek waren doorgedrongen. Het parcours is meer dan heuvelachtig en ik ben blij als ik in de late namiddag in een dal mijn bestemming Guadalupe zie liggen. Het is na Santiago de Compostella het belangrijkste bedevaartoord van Spanje. Er staat dan ook een prachtig klooster met een gotische kerk. In een gezellig café op het plein drink ik een Jerez brandy. Dat ik de smaak op prijs stel, heeft de barman vlug gezien, en als mijn glas leeg is, schenkt hij me nog eens in terwijl hij zegt dat dit eentje van de zaak is.

Een heerlijke Jerez brandy in Guadalupe.

In twee dagen fiets ik verder zuidwaarts naar Cordoba. Het wordt alsmaar warmer. Niet verwonderlijk dat de eerste Spaanse kolonisten die naar Amerika trokken, vanuit deze onherbergzame streek kwamen. Heel veel lokale plaatsnamen kom je daardoor ook in Spaans sprekend Amerika tegen.

Eindeloze wegen in de Extremadura.

en als ik ’s morgens op de camping in Cordoba een thermometer 43ºC zie aangeven, dan weet ik dat het een bloedhete bedoening zal worden de volgende dagen.
Eerst bezoek ik de Mesquita. Het is een onvergelijkbaar bouwwerk met een kerk middenin een woud van Moorse zuilen die eerder een moskee voorstelden. Maar ook het Alcazar, de Romeinse brug over de Guadalquivir en niet in het minst de gezellige smalle steegjes tussen de witte huisjes maken van Cordoba een heerlijk stadje om te verkennen.

Binnen in de Mesquita.

Van Cordoba rij ik door een glooiend landschap meer dan 160 km in temperaturen boven de 40ºC. De weg is op geen enkel moment vlak. Telkens klimt hij naar een volgend dorpje om dan weer af te dalen tussen oneindige olijfboomgaarden. De enige schaduw vind ik onder een zeldzame brug.

Een zeldzaam stukje schaduw onder een brug tussen Cordoba en Granada.

Op de camping zijn er enkel grote en dure plaatsen voor caravans en mobilehomes. Maar als er nog enkele andere rugzaktoeristen aankomen, stel ik voor om de plaats en zo ook de kosten, te delen. De deal is vlug rond, en een uurtje later staan er zelfs 5 tentjes op één kampeerplaats. En ondanks mijn vermoeidheid wordt het op die manier nog een gezellige avond ook.
Wie Granada zegt, zegt natuurlijk ook het Alhambra. Dit machtige paleis aan de voet van de Sierra Nevada, werd door de Moren gebouwd in de 13de eeuw. Pas in 1498 zou Granada als laatste stad in Spanje heroverd worden door de Spanjaarden. De Moorse architectuur en de voorliefde voor fonteinen en kunstmatige beekjes maken duidelijk dat de Moren uit de droge woestijnen van Noord Afrika kwamen.

De Leeuwenfontein in het Alhambra.

In één dag wil ik van Granada naar Malaga fietsen. Ik neem daarvoor kleinere wegen via Alhama de Granada. Omdat Malaga aan de kust ligt, heb ik veel bergaf. Ik bereik dan ook vrij snel mijn eindbestemming waar ik nog enkele dagen blijf vooraleer terug naar België te vliegen.

Back to main page.